Tom Küsters

Bio

Tom Küsters beeldend kunstenaar en sportman

1943-2008

Tom Kusters werd in 1943 geboren in Groesbeek. Hoewel hij ook in deze plaats overleed
in 2008, heeft hij zijn hele actieve leven intensief met de wereld buiten Nederland beziggehouden. Hij was een maatschappelijk betrokken kunstenaar die twee grote thema’s in zijn leven en kunst tot uitdrukking heeft gebracht: wereldpolitiek en sport

Kunst

Na zijn opleiding aan de Akademie voor Beeldende Kunsten in Arnhem was hij betrokken bij het aktiewezen in Nijmegen. Vanaf eind jaren zestig maakte hij politieke portretten, affiches, groot formaat achtergrondschilderingen bij manifestaties en onafhankelijk vrij werk met politieke inhoud.

Ook in zijn latere werk is de politiek nooit ver weg. Veelal is de krant de bron die de gebeurtenissen binnenbrengt. Als tienjarige ziet hij in die kranten beelden van Indië –
en Koreagangers die terugkeren in hun geboortedorp en foto’s van de dood van Stalin.
De impact is groot. Latere beelden zoals de dekolonisatie en bevrijding van een groot aantal landen in Afrika (rond 1960), namen en gezichten van Nasser in Egypte, Ben Bella in Algerije, Nkruma in Ghana, Loemoemba in de Belgische Congo, Fidel Castro en Che Guevara in Cuba en Latijns Amerika, zijn terug te vinden in het werk van Tom Kusters.

De slag bij Dien Bien Phu in Vietnam, in 1954, lag ten grondslag aan de maquette die Tom
20 jaar later in zijn atelier maakte. Het was een tot in details nagebouwd model van een gebied van elf bij vijf kilometer. Hij was er zelfs speciaal voor naar Vietnam gereisd. De maquette is opgenomen in de collectie van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. Evenals het werk met 120 portretten van betrokkenen bij de moord op Loemoemba, eerste president van de democratische republiek Congo (1960), en de zeefdrukken ‘rode sterren uit de 20e eeuw’.

Sport

Naast de kunst was ook sport een deel van zijn leven. Niet alleen in zijn werk is sport veelvuldig een thema maar 10 jaar lang zette hij de kunst op een laag pitje en vond hij in de marathon een nieuwe uitdrukkingsvorm. Na een fiets carrière ging Tom op zijn 35e hardlopen. Op zijn 40e liep hij de marathon onder de 2.30 uur en won bij de veteranen twee keer de marathon van Rotterdam. Hij liep in de jaren tussen 1978 en 1988 zeker veertigduizend kilometer hard.

“Aanval Werelduurrecord Tony Rominger” en “een Marathon- training”
Op de eerste zeefdruk zie je 56 ogenschijnlijk identieke foto’s maar als je goed kijkt zie je dat de foto’s allemaal anders zijn. Op elke foto is het moment vastgelegd waarop Rominger weer een kilometer heeft voltooid. Een uur van beweging, vastgelegd in 56 momenten van stilstand. Als je je concentreert en de foto’s een voor een volgt, beleef je de recordpoging van Rominger aan den lijve.

“een Marathon- training”, 208 blauw-grijs gezeefdrukte foto’s in 13 rijen en 16 kolommen. Elke foto is genomen vanaf de einder van de vorige. Tijdsaanduiding en het aantal kilometers geven de snelheid weer. Als je beeld voor beeld aan je voorbij aan je voorbij laat glijden en de vaalgele lijn volgt. Die de looproute aangeeft, waan je jezelf de loper.

De catalogus

Met financiële ondersteuning van de vrienden van het werk van Tom Kusters is in 2001 het idee ontstaan om een catalogus van het werk van Tom, in een kleine oplage, uit te geven.
In totaal zijn er over een periode van 6 jaar zo’n 14 katernen met 244 werken verschenen.

In 2002 schrijft Tom ter afsluiting bij het verschijnen van het 12e katern het volgende:

Het werk gaat door en zou zijn weg naar deze oeuvre-catalogus kunnen blijven vinden.
Exact op het moment van mijn dood is de catalogus voltooid.
Een mooie gedachte!

Oprechte dank gaat uit naar mijn grote en kleine liefdes, dierbaren en allen die mij een
goed hart toedragen en door wie ik er al zolang in slaag als een zondagskind door dit
tranendal te fietsen.
Altijd op weg naar het zo verlangde..’

Op 22 november 2008 verscheen het 14e en laatste katern.

Tom Kusters overleed op 26 november 2008 in Groesbeek.


Een zondagskind

Bron: Volkskrant.nl: interview Tom Küsters, kunstenaar
Bert Wagendorp − 22/11/08,

Verandering vastleggen, beweging stollen: dat is de kunst van Tom Küsters, schilder, wielrenner, hardloper. Een kunstwerk waarop hij samen met zijn moeder is te zien, verkocht hij onlangs aan een vriendin….

afbeelding tom küsters

In een van de kamers lag, in een houten kist met glazen deksel, een maquette van Dien Bien Phu. Het was een tot in de kleinste details nagebouwd model van een gebied van elf bij vijf kilometer, in het noordwesten van Vietnam. De bergen klopten, de wegen lagen er levensecht bij, de loop van de rivier was zoals in werkelijkheid en kijk, daar lag de beroemde landingsstrip, even buiten het dorp.

De kleuren klopten ook, Tom Küsters was speciaal naar Vietnam gereisd om ze goed te krijgen. Toen hij er was, had hij geen kaart nodig. Hij wist precies waar hij zich bevond, hij was er immers al zo vaak geweest, maandenlang, in zijn atelier. Zelfs de sawa’s klopten.

‘Drie jaar mee bezig geweest. Mooi toch?’

In Dien Bien Phu leden de Fransen hun beslissende nederlaag in Vietnam en kwam er een einde aan de Franse aanwezigheid in Indo-China. Het was mei 1954 en Tom Küsters was 11 jaar.

In de jaren erna las hij alles wat hij te pakken kon krijgen over de strijdwijze van de legendarische Vietnamese generaal Giap en de Viet Minh. Maar hij snapte het niet. Daarom besloot hij, twintig jaar later, Dien Bien Phu te herscheppen in zijn atelier. En toen hij daarmee klaar was, begreep hij hoe ze het hadden gedaan. Hij had de werkelijkheid vastgelegd in twee bij anderhalve meter en de geschiedenis gestold.

Dat was de kunst van Tom Küsters, schilder, grafisch kunstenaar, vormgever, wielrenner, hardloper, parachutist. Verandering vastleggen, beweging stollen. Laten zien dat er vooruitgang zit in de herhaling. Dat dingen hetzelfde lijken te blijven, maar intussen niet hetzelfde zijn.

Wielerschilderijen
Küsters kwam met een vriend bij me langs, het was half oktober. Hij zag mijn racefiets in de gang staan en zei dat hij ook had overwogen een Pinarello te kopen.

‘Je bent zeker een klimmer’, zei ik tegen hem. Er zat geen gram vet aan zijn lijf. Hij schudde ontkennend zijn hoofd.

Hij zei dat hij kunstenaar was en ook wielrennen als onderwerp had. Ik zei tegen hem dat zijn wielerschilderijen misschien wel konden worden afgedrukt in het wielertijdschrift waarvan ik redacteur was.

‘Leuk’, zei Küsters. ‘Maar je moet niet te lang wachten.’

‘Waarom niet’, vroeg ik.

‘Omdat ik binnenkort dood ga’, zei hij.

‘O’, zei ik. ‘Wanneer?’

‘Over drie maanden’, zei hij.

Zo zei hij het, ontdaan van elk drama, alsof hij over drie maanden ging verhuizen.

Hij wist sinds januari dat hij een ongeneeslijke vorm van kanker had.

Hij vroeg: ‘Wil je een keer in mijn atelier komen kijken? Dat zou ik erg op prijs stellen.’

Küsters werd geboren in Groesbeek, in 1943. Zijn moeder was een Deense en zijn vader ging haar in de oorlog ophalen in Jutland. Na de kunstacademie in Arnhem kwam hij terecht in de linkse wereld van het Nijmeegse actiewezen.

’s Nachts ontwierp hij de aksieposters die overdag werden gedrukt en opgeplakt. Ze hingen begin dit jaar nog in museum Het Valkhof op de tentoonstelling Seventies in Nijmegen: tien krejatieve aksiejaren.

Jane Fonda in Nijmegen

Fietsen voor Vietnam

‘Lange vrouw, Jane Fonda’, zei Küsters.

Kunst was er niet voor de kunst, kunst was er om de wereld te veranderen. Later werd hij bescheidener en volstond hij ermee de verandering te laten zien – en de stilstand.

Acht van Chaam 
Het was in 1959 of 1960 dat hij de Acht van Chaam reed bij de Nieuwelingen, coureurs van een jaar of 16, 17. Het was nog de oude Acht van Chaam, toen al het beroemdste criterium van Nederland. Toen hij klaar was met zijn wedstrijd, ging hij in een scherpe bocht staan, om de grote mannen te zien. Van Est, Poulidor, Anquetil.

Jacques Anquetil, de eerste wielrenner die vijf keer de Tour de France won, monsieur Chrono, was zijn held. Hij zag hem komen. Hij herinnerde zich nog heel precies dat Anquetil achter het tandwiel met dertien tandjes had staan en dat zijn ketting zwiepte.

Maar wat hem vooral opviel, zo met zijn kop door het dranghek, was dat Anquetil op de fiets zat alsof hij sliep. Hij zag de ogen van Jacques Anquetil en er zat geen leven in. Het was een bewegingsloze in volle beweging, een schicht in volledige trance.

‘Kwam natuurlijk door de middelen’, zei Küsters.

Dat beeld, van de slapende Anquetil die hem op drie meter afstand passeerde, ‘eigenlijk was dat al genoeg voor een heel leven’.

En daar kwam dan na afloop de door en door witte rug van Van Est nog bij, de marmeren rug boven de donkerbruine benen en het natte washandje waarmee dat lijf werd afgenomen, alsof ze een lijk reinigden.

Hardlopen
Hij begon met wielrennen, een gewone middelmatige renner was-ie. Een meefietser. Hij won nooit. Daarna, op zijn 35ste, ging hij hardlopen. Daar lag zijn talent. Op zijn veertigste liep hij de marathon onder de 2.30 uur. Hij won bij de veteranen twee keer de marathon van Rotterdam en hij was nog altijd in het bezit van de veteranenrecords van zijn oude club CIFLA Nijmegen op de 3, 5, 10, 15, 25 en 30 kilometer, plus die op de halve en de hele marathon (2.27,58). En hij had het uurrecord nog in bezit: 17.534 meter.

Zelfs op foto’s kon je zien dat hij een mooie, wilskrachtige stijl had, lichtheid in beweging.

Hij liep in de jaren tussen 1978 en 1988 zeker veertigduizend kilometer hard. De kunst zette hij op een laag pitje, in de marathon had hij een nieuwe uitdrukkingsvorm gevonden.

Ja, hoe moest hij het uitleggen? De lange inspanningen van het wielrennen, het opzoeken van de uiterste grenzen in de marathon, er zat melancholie in, en tragiek. Je vond het ook in al zijn andere werk, de herhaling, de vooruitgang, de verandering. De eeuwig voortdurende beweging naar het eind en het moment waarop alles voorbij was en tot stilstand kwam.

Nadat hij was gestopt met hardlopen ging hij parachutespringen – stilstand en beweging in extremis.

Dat vond hij nog het ergste, als hij nu naar zichzelf keek. De macht was weg, de kracht. Hij had geen poten meer, godverdomme. Moest je kijken: niks meer. Die aftakeling was moeilijk te verteren. Küsters schudde met zijn hoofd, alsof hij zich schaamde.

Pol Pot
Zijn bekendste werk was vermoedelijk ‘Pol Pot’, een geschilderde (gedeeltelijke) voorpagina van de Volkskrant, met daarop een foto van de overleden Cambodjaanse dictator en massamoordenaar Pol Pot, boven de kop ‘Geen twijfel mogelijk, dit is Pol Pot en hij is dood’. Dat fascineerde hem altijd al, de eeuwige cyclus van macht die overgaat in machtsverlies en machteloosheid.

Hoe zo’n Pol Pot daar lag, in verstilde onschuld en sereniteit, dood.

Goeie kop vond hij dat, in de Volkskrant. ‘Dit is Pol Pot en hij is dood.’

Dat schilderij, dat was natuurlijk niet Pol Pot. Die foto in de krant, dat was ook niet Pol Pot. Beelden van de dood, dat waren het; de dood, het ultieme symbool van machtsverlies.

Hij liet een zeefdruk zien van Eddy Merckx, die zijn hoofd op de schouder legde van Freddy Maertens. Het was het WK van 1976, en Merckx, de grote onverslaanbare wielergod Merckx, erkende in de jonge Maertens zijn meerdere. Een bijna dierlijk gebaar was het, zei Küsters, ‘hoe hij heel even buigt voor Maertens. Hij geeft zich over, Merckx geeft zich gewonnen. Een prachtig moment.’

‘Dit is Eddy Merckx en hij is dood’, had er onder kunnen staan.

We spraken niet over de dood. Niet over die van hem, in elk geval. Ik durfde het niet goed en Küsters leek er geen behoefte aan te hebben.

Hij vertelde hoe hij op Cuba praktisch onder het podium had gestaan waarop Fidel Castro een van zijn urenlange toespraken stond te houden. Gefascineerd – over herhaling en stilstand in beweging gesproken.

Ik wilde een schilderij rechtzetten waarop een wielrenner viel en het peloton ondersteboven kwam aanstuiven. ‘Dat is de val van Hennie Kuiper in Parijs-Roubaix’, zei Küsters. ‘En zo moet Hennie het peloton ongeveer hebben zien aankomen. Op de kop. Laat maar staan.’

We praatten over kunst, over wielrennen en over Congo. Hij was er geweest, op zoek naar het geboortehuis van Patrice Lumumba, de eerste gekozen president van Congo, vermoord door de Belgen. Hij had er alles over gelezen en 120 betrokkenen bij elkaar in een grote zeefdruk gezet, ‘Congo Fantomen’. Die hing in de keuken, een litanie van Vlaamse en Afrikaanse namen.

Hij had Gérard Soete gevonden, het toenmalig hoofd van de politie in Katanga, de man die het lijk van Lumumba in stukken zaagde en oploste in zwavelzuur, en die later rijk werd als veiligheidsman onder Mobutu. Hij belde hem en toen Soete opnam en hij zijn stem hoorde, schrok Küsters zo dat hij de telefoon moest neerleggen. Even later belde hij weer, en vroeg of hij mocht langskomen. Dat mocht.

Hij wist alles van hem, alle wreedheden, en daar zat hij, een tamelijk gewone man in Brugge. Hij tekende vier portretten en schilderde De verlossing van Gérard Soete.

Soete was nog altijd bang om als wraak voor zijn betrokkenheid bij de moord op Lumumba te worden vermoord. Hij sliep altijd met een pistool naast zijn kussen.

Nu was hij dood.

Zeefdrukken
In de woonkamer stond een grote zeefdruk met 56 ogenschijnlijk identieke foto’s. ‘Aanval werelduurrecord Tony Rominger’, stond eronder, ‘Bordeaux, 5-11-1994’. Als je goed keek, zag je dat de foto’s allemaal anders waren. Op elke foto had Küsters het moment vastgelegd waarop Rominger weer een kilometer had voltooid. Een uur van beweging, vastgelegd in 56 momenten van stilstand. Als je ervoor ging staan, zei Küsters, en je concentreerde je en je volgde de foto’s een voor een, dan beleefde je de recordpoging van Rominger aan den lijve.

Hij had er achttien zeefdrukken van gemaakt. Toen was hij zelf ook kapot en kon hij niet meer.

Ik moet je iets laten zien, zei Küsters. ‘Stom, was ik het bijna vergeten.’ Hij liep de trap op, naar een kamer met een rek vol wielerkleding. Vooraan hing het laatste shirt dat hij had gekocht, dat van Astana. Hij wist dat hij het nooit meer op de fiets zou dragen, maar hij moest het hebben. Maar wat hij wilde laten zien, hing ingelijst aan de muur. Het was een wit wielershirt, zo’n ouderwetse trui nog, met een borstzakje en twee Britse vlaggetjes op de schouders genaaid

Het was het shirt van Tommy Simpson, de Engelse wielrenner die tijdens de Tour de France van 1967 stierf op de flanken van de Mont Ventoux. Küsters had het in bruikleen van een vriend, in ruil voor een schilderij. Het was, zei hij, het shirt waarin Simpson stierf, even nadat hij zijn laatste woorden had uitgesproken: ‘Put me back on my bike’.

Küsters keek tevreden naar mijn stomme verbazing.

Een paar verzorgers hadden het Simpson uitgetrokken, in het mortuarium van Carpentras, en daarna was het aan een zwerftocht begonnen.

‘Vreemd, vind je niet?’, zei hij. ‘Het laatste shirt van Tommy Simpson, bij mij aan de wand in Groesbeek. Mijn vriendin vroeg: Wat is er zo bijzonder aan? Ik zei: Dit is het beroemdste wielershirt ter wereld.’

Op de overloop hing een kunstwerk waarop je twintig bijna gelijke foto’s zag, van een klein jongetje en een mooie, jonge vrouw. De handen van het jongetje en die van de vrouw waren uitgelicht, waardoor het leek alsof ze een spel van aantrekken en afstoten speelden.

‘Dat ben ik’, zei Küsters, ‘en die vrouw is mijn moeder.’ De foto’s waren gedigitaliseerde stills van een oud filmpje uit zijn jeugd. Zijn moeder was nog niet zo lang geleden overleden, toen ze 87 was. Toen ze stierf, had Küsters eindelijk haar hand beetgepakt.

Hij had het werk kortgeleden verkocht aan een vriendin. ‘Daar kan ik mooi mijn crematie van betalen’, zei hij. Het klonk niet cynisch, niet wanhopig en ook niet heel erg verdrietig. Meer als een nuchtere en tevreden constatering.

Eerlijk zelf verdiend, de crematie.

De dood
De dag na ons gesprek belde ik hem op. ‘We hebben het niet over de dood gehad’, zei ik. ‘Dat is wel raar, eigenlijk.’ Maar hij vond het zo raar niet. Het was hem niet eens opgevallen, dat we zijn dood hadden laten rusten.

Hij voelde verdriet, zei hij, maar weinig woede. Het was ongelooflijk vervelend, veel meer viel er niet over te zeggen. Er was geen ontkomen aan. Er was nooit een ontkomen aan, maar die zekerheid werd opeens concreet en er stond nu een termijn op. Enfin, een fait accompli.

Hij was niet bang. ‘De dood stelt niets voor’, zei Küsters. ‘Echt niet. Er is weinig verschil met in slaap vallen.’

En het was ook niet zo dat de dood plotseling in zijn leven was gekomen, zoals hij verscheen aan de tuinman in de rooshof. De dood was er in zijn leven altijd al geweest. ‘Hij zit in al mijn werk’, zei hij monter. ‘Er is in mij altijd een doodsverlangen geweest.’

Hij vond dat hij het leven van een zondagskind had geleid. Hij had veel liefde gekregen en ook gegeven, hij had het leven mateloos mooi gevonden. Maar soms ook erg zwaar. Een beetje zoals de marathon, mooi, maar ook pijnlijk.

Epo
Op zijn slaapkamer stond een perfect onderhouden Bianchi racefiets in een standaard. ‘Tom Küsters’, stond erop. Dat speet hem erg, dat hij er nooit meer op zou kunnen fietsen en nooit meer het zoeven van de bandjes zou horen.

Hij haalde een voorverpakte injectiespuit uit de kast. ‘Aranesp’, stond er op de buitenkant. Küsters liet het bijna trots zien: het beroemde dopingmiddel dat Johan Museeuw zoveel succes had gebracht.

Van de hypocrisie rond doping had hij nooit veel begrepen. Hij kreeg sinds kort epo, omdat zijn nieren niet optimaal meer werkten en de epo zijn percentage rode bloedlichaampjes verbeterde. Verder had hij alle medicatie gestaakt en wenste hij ook geen bestraling of chemo’s meer.

Hij werkte aan een catalogus van zijn werk, gefinancierd door ‘de vrienden van het werk van Tom Küsters’, en gedrukt en uitgegeven in een kleine oplage. Hij was bezig met de kleurproeven voor de laatste pagina’s. ‘Een mooie afronding’, vond hij. Hij hoopte dat hij de tijd zou krijgen het bindwerk eigenhandig af te maken.

‘Exact op het moment van mijn dood is de catalogus voltooid’, schreef hij hoopvol aan het eind van de inleiding. ‘Een mooie gedachte!’

De laatste zin luidde zo: ‘Altijd op weg naar het zo verlangde*’

‘Ik zou ook graag nog een paar dingen aan mijn maquette van Dien Bien Phu doen’, zei Tom Küsters.


Naschrift

17 december 2008

Esther Hageman

bron: trouw.nl

Tom Küsters 1943-2008

Tom Küsters’ kunst ging over de twee grote thema’s in zijn leven: politiek en sport. Hij portretteerde zowel zijn helden als dode schurken.

Zijn ouders ontmoetten elkaar doordat ze allebei Esperanto-enthousiast waren. Tom Küsters het eerste kind dat geboren werd uit die verbintenis, tussen een Groesbeekse rooms-katholieke onderwijzer en een protestantse Deense vrouw.

Tom, de oudste van de zeven kinderen die het echtpaar kreeg, was eigenzinnig. Van kindsbeen af had hij iets onverzettelijks. Toen hij twaalf was, wilde hij wielrenner worden. Van onderdelen van verschillende fietsen maakte hij één fiets. Zijn moeder vroeg hij om een trui te breien met een opbergvak op de rug, zodat hij eten kon meenemen als hij een dagtocht van 150 kilometer ging maken. Ze deed het, zonder bezwaar te maken dat de kleine jongen in z’n eentje zo’n eind weg ging. „Ik ging ’t toch doen”, zei hij later, ter verklaring – zijn moeder voelde wel aan dat het beter was als hij dan in elk geval brood en koffie bij zich had.

Zijn politieke belangstelling werd ook al vroeg gewekt. Hij was nog klein toen Stalin in 1953 overleed, maar het maakte direct grote indruk op hem. Op school, bij de broeders, ging het regelmatig over de oorlogen van dat moment. Over de slag bij het Vietnamese Dien Bien Phu bijvoorbeeld, waar de koloniale overheerser, Frankrijk, het voor het eerst in de koloniale geschiedenis aflegde tegen een vrijheidsbeweging, de Viet Minh. De broeders vertelden het verhaal weliswaar op z’n anticommunistisch, maar Tom was geboeid en won de wedstrijd ’Wie maakt de mooiste tekening van de slag?’ De hoofdprijs was een sigarenbandje.

Later wilden zijn ouders graag dat hij ook onderwijzer zou worden, net als vader. Dat hij naar de kweekschool zou gaan. Maar. Dat. Wilde. Tom. Niet. Hij hield net zo lang zijn poot stijf tot zijn vader hem achterop de motorfiets meenam om te gaan kijken waar hij wel wilde zijn: op de kunstacademie in Arnhem.

Tom Küsters werd een linkse kunstenaar, die volop deel was van het Nijmeegse aktie (’aksie’) wezen. In de jaren zestig maakte hij eindeloos veel affiches voor de Vietnambeweging – voor de bijeenkomst met Jane Fonda in De Lindenberg, op 18 januari 1975, toegang twee gulden. Of voor de Aktie ’Fietsen voor Vietnam’, om geld in te zamelen voor transportfietsen; voor één zo’n fiets was 150 gulden nodig.

Ook zijn eigen kunst was vaak politiek: hij visualiseerde zijn politieke denkbeelden. Van de slag van Dien Bien Phu maakte hij een kunstwerk – een maquette van de situatie net voor de strijd begon. Want om een situatie te kunnen begrijpen, moest Tom Küsters die voor ogen hebben. Ook maakte hij portretten van dode schurken. Van de Cambodjaanse roerganger Pol Pot bijvoorbeeld, zoals die in 1998 in de kranten verscheen toen hij – na jaren waarin telkens het gerucht ging dat hij dood zou zijn, maar het niet was – dood uitgestrekt lag op een bed in een hut, ergens tegen de Thaise grens aan. Of een drieluik van de dode Stalin, omringd door troonpretendenten. Maar hij schilderde ook zijn helden. Zoals Loemoemba, de eerste democratische minister-president van Congo – die in 1961 door de Belgen was vermoord.

Voor zo’n kunstwerk las Tom Küsters altijd alles, alles wat over het onderwerp te lezen viel. Of hij reisde het onderwerp achterna. Achter de zijpanelen van de Dien Bien Phu-maquette lagen de stafkaarten van het gebied.
Op het Loemoemba-werk (‘Congo fantomen’) stonden 120 mensen die betrokken waren bij zijn opkomst en ondergang. Hij was er ook voor naar Afrika geweest, om alle plekken te zien die iets met Loemoemba te maken hadden. Hij ging er ook voor langs bij de Belg die Loemoemba’s dode lichaam destijds in stukken zaagde en oploste in zwavelzuur.
Die reizen maakte hij zonder vrijwel een cent. Hij pakte een rugzak in, vergat nooit zijn rode deken voor als het eens koud mocht worden, reed met vrachtwagens mee en kocht ter plekke een oude fiets. Zo reisde hij door de Kalahari-woestijn, door Rusland, door midden-Afrika. In de jaren zeventig kon dat nog, zei hij daar later over – nu zou het riskanter zijn.

Sport was een ander thema. Zelf sport bedrijven was voor Tom Küsters altijd al belangrijk geweest, en gebleven. Het was even belangrijk als kunstwerken maken. Hij was het meest afgetrainde lid van zijn wieler- en schaatsclub – hij at nooit te vet en was sinds mensenheugenis vegetariër – maar als marathonloper was hij eigenlijk beter. Hij liep de marathon in 2:27:58. Van Tony Romingers geslaagde poging in 1994 het werelduurrecord wielrennen te verbeteren (hij legde 53,832 kilometer af) maakte Tom Küsters een kunstwerk van ruim 50 bijna identieke beelden – alleen de klok en de omgeving is telkens anders.

Samenwonen of trouwen, daar is Tom Küsters nooit aan begonnen. Zijn huis was zijn atelier, en als hij het had moeten delen zou er van zijn werk niets terechtkomen, vreesde hij. Maar hij was ook qua vrouwen getalenteerd. Tom Küsters was er goed in om ook na het einde van een relatie op goede voet te blijven met een voormalige vriendin. Daar hechtte hij aan.

Begin 2008 werd hij ziek. In het najaar had hij al gevoeld dat zijn krachten begonnen af te nemen. Dat hij langer nodig had om er dit schaatsseizoen ’in te komen’. Dan moet ik meer hardlopen om goed in conditie te komen, dacht hij. Maar toen hij tijdens het hardlopen viel en zere ribben opliep, herstelde hij zo slecht. Eind januari kwam de diagnose: Tom Küsters had de ziekte van Kahler, een vorm van beenmergkanker.

Hij vond het weinig zinvol om het leven te rekken. Thuis ziek zijn, dat ging dan nog. Maar een paar maal per week naar het ziekenhuis moeten, voor een nierdialyse die wel de lengte maar niet de kwaliteit van zijn leven zou hebben bevorderd, dat was niets voor hem.

Thuiszorg ook niet. Zijn vriendin Jos verzorgde hem. Dood zijn is net zoiets als slapen, alleen duurt het wat langer, dacht hij. Toen het einde naderde sloeg hij de dikke paarse deken waaronder hij lag van zich af en ging in huis op zoek naar de oude rode deken die hij op zijn reizen altijd bij zich had gehad.

© Trouw 2008, op dit artikel berust copyright.